tennist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ten·nist

Werkwoord

vervoeging van
tennissen

tennist

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tennissen
    • Jij tennist. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tennissen
    • Hij tennist. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tennissen
    • Tennist!