tendert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ten·dert

Werkwoord

vervoeging van
tenderen

tendert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tenderen
    • Jij tendert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tenderen
    • Hij tendert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tenderen
    • Tendert! 

Gangbaarheid