telewerkt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·le·werkt

Werkwoord

vervoeging van
telewerken

telewerkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van telewerken
    • Jij telewerkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van telewerken
    • Hij telewerkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van telewerken
    • Telewerkt!