teleurstelde
Uiterlijk
- te·leur·stel·de
vervoeging van |
---|
teleurstellen |
teleurstelde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van teleurstellen
- ... dat ik teleurstelde.
- ... dat jij teleurstelde.
- ... dat hij, zij, het teleurstelde.
- ... dat ik teleurstelde.
- Het woord teleurstelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.