teerden uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • teer·den uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitteren

teerden (...) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitteren
    • Wij teerden uit. 
    • Jullie teerden uit. 
    • Zij teerden uit. 

Gangbaarheid