tamboereert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tamboereert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- tam·boe·reert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tamboereren |
tamboereert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tamboereren
- Jij tamboereert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tamboereren
- Hij tamboereert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tamboereren
- Tamboereert!
Gangbaarheid
- Het woord tamboereert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.