tailleert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tail·leert

Werkwoord

vervoeging van
tailleren

tailleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tailleren
    • Jij tailleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tailleren
    • Hij tailleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tailleren
    • Tailleert!