tabernakelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·ber·na·kelt

Werkwoord

vervoeging van
tabernakelen

tabernakelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tabernakelen
    • Jij tabernakelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tabernakelen
    • Hij tabernakelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tabernakelen
    • Tabernakelt!