Naar inhoud springen

swighen

Uit WikiWoordenboek
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid
deelwoord
enkelvoud meervoud
swighen sweegh sweghen gesweghen
klasse 1  volledig   

swighen

  1. zwijgen
    «Nu biddic u, heren ende vrouwen,
    Dat ghi wilt swighen ende hoeren.[1]»
    Nu verzoek ik u, dames en heren,
    dat u wilt zwijgen en luisteren.