zwijgen
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwij·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zwijgen |
zweeg |
gezwegen |
klasse 1 | volledig |
Werkwoord
zwijgen
- inergatief ervan afzien te spreken
- Tijdens de kerkdienst moet je zwijgen.
- Nemo begreep er niet veel van maar hij deed er voorlopig het zwijgen toe.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Zwijgen als het graf
helemaal niets zeggen en/of totaal niets over iets vertellen
- Zwijgen in alle talen
helemaal niets zeggen ofwel: niets van zich laten horen
- Iemand het zwijgen opleggen
er met niemand over mogen praten en nieman diets mogen vertellen
- Spreken is zilver, zwijgen is goud.
soms kun je beter je mond houden
- iemand het zwijgen opleggen
- iemand dwingen tot zwijgen
Vertalingen
1. ervan afzien te spreken
Gangbaarheid
- Het woord zwijgen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwijgen' herkend door
100 % | van de Nederlanders |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 125
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Sterk werkwoord klasse 1 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %