swaffelde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- swaf·fel·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
swaffelen |
swaffelde
- enkelvoud verleden tijd van swaffelen
- Ik swaffelde.
- Jij swaffelde.
- Hij, zij, het swaffelde.
- Ik swaffelde.
vervoeging van |
---|
swaffelen |
swaffelde