swaffelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • swaf·fe·len
Woordherkomst en -opbouw
  • Mogelijk een Randstedelijke aanpassing van een (Zuid-)Nederlandse dialectvorm, vergelijk Brabants zwaffelen “waggelen, heen en weer bewegen” [1] of Vlaams zwaffelen “onvast heen en weer bewegen” [2] [3].
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
swaffelen
swaffelde
geswaffeld
zwak -d volledig

Werkwoord

swaffelen

  1. overgankelijk (informeel) slingeren met het eigen mannelijk geslachtsdeel en er opzettelijk mensen of voorwerpen mee aantikken
    • Het woord "swaffelen" was in 2008 het Woord van het Jaar. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. swaffelen op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron
    Berthold van Maris
    Smirten en swaffelen bij de Bosbank. Wat zeggen de nieuwe woorden van 2008? in: Onze Taal op Wikipedia, Jaargang 78 (2009), Genootschap Onze Taal, Den Haag, p. 26 op dbnl.org op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be