suppleerden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: suppleerden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sup·pleer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
suppleren |
suppleerden
- meervoud verleden tijd van suppleren
- Wij suppleerden.
- Jullie suppleerden.
- Zij suppleerden.
- Wij suppleerden.