strooide uit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- strooi·de uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitstrooien |
strooide uit
- enkelvoud verleden tijd van uitstrooien
- Ik strooide uit.
- Jij strooide uit.
- Hij, zij, het strooide uit.
- Ik strooide uit.
Gangbaarheid
- Het woord strooide uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.