strompelde aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strom·pel·de aan

Werkwoord

vervoeging van
aanstrompelen

strompelde aan

  1. enkelvoud verleden tijd van aanstrompelen
    • Ik strompelde aan. 
    • Jij strompelde aan. 
    • Hij, zij, het strompelde aan.