stipuleerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sti·pu·leer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stipuleren |
stipuleerden
- meervoud verleden tijd van stipuleren
- Wij stipuleerden.
- Jullie stipuleerden.
- Zij stipuleerden.
- Wij stipuleerden.
vervoeging van |
---|
stipuleren |
stipuleerden