stenigt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ste·nigt

Werkwoord

vervoeging van
stenigen

stenigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stenigen
    • Jij stenigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stenigen
    • Hij stenigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van stenigen
    • Stenigt!