stationeert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stationeert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sta·ti·o·neert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stationeren |
stationeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stationeren
- Jij stationeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stationeren
- Hij stationeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van stationeren
- Stationeert!