stapelstenen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·pel·ste·nen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de stapelstenenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stapelsteen
     Tegenover het dorp, aan de'andere kant van het beekje, liggen een paar ruïnes tegen de berg geplakt. Een indiaans jochie gaat op blote voeten ons voor over de stenen trappen, langs de terrassen en de huisjes van slordige stapelstenen en door een paar poortjes tot we bij muren komen van glad gepolijste stenen.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 maart 2022 Weblink bron
    Jan Roelofsen
    “In de heilige vallei van de inca's” (24 januari 1976) op nrc.nl op Wikipedia