sproten uit
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: sproten uit (hulp, bestand)
Woordafbreking
- spro·ten uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitspruiten |
sproten (...) uit
- meervoud verleden tijd van uitspruiten
- Wij sproten uit.
- Jullie sproten uit.
- Zij sproten uit.
- Wij sproten uit.