sprenkelde
Uiterlijk
- Geluid: sprenkelde (hulp, bestand)
- spren·kel·de
vervoeging van |
---|
sprenkelen |
sprenkelde
- enkelvoud verleden tijd van sprenkelen
- Ik sprenkelde.
- Jij sprenkelde.
- Hij, zij, het sprenkelde.
- Ik sprenkelde.
- Het woord sprenkelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.