sprechen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Duits
Uitspraak
- IPA: /ˈʃpʀɛçn̩/
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudhoogduitse sprehhan.
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sprechen /ˈʃpʀɛçn̩/ |
sprach /ˈʃpʀaːχ/ |
gesprochen /gəˈʃpʀɔχn̩/ |
volledig |
Werkwoord
sprechen