speelden uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • speel·den uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitspelen

speelden uit

  1. meervoud verleden tijd van uitspelen
    • Wij speelden uit. 
    • Jullie speelden uit. 
    • Zij speelden uit. 


Gangbaarheid