speel uit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- speel uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitspelen |
speel uit
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspelen
- Ik speel uit.
- gebiedende wijs van uitspelen
- Speel uit!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspelen
- Speel je uit?
Gangbaarheid
- Het woord speel uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.