speculeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spe·cu·leer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
speculeren |
speculeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van speculeren
- Ik speculeer.
- gebiedende wijs van speculeren
- Speculeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van speculeren
- Speculeer je?