speculeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spe·cu·leer

Werkwoord

vervoeging van
speculeren

speculeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van speculeren
    • Ik speculeer. 
  2. gebiedende wijs van speculeren
    • Speculeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van speculeren
    • Speculeer je?