Naar inhoud springen

spatieert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spa·ti·eert

Werkwoord

vervoeging van
spatiëren

spatieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spatiëren
    • Jij spatieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spatiëren
    • Hij spatieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van spatiëren
    • Spatieert! 

Gangbaarheid