solliciteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sol·li·ci·teer

Werkwoord

vervoeging van
solliciteren

solliciteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van solliciteren
    • Ik solliciteer. 
  2. gebiedende wijs van solliciteren
    • Solliciteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van solliciteren
    • Solliciteer je?