snugger
Uiterlijk
- snug·ger
- In de betekenis van ‘schrander’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | snugger | snuggerder | snuggerst |
verbogen | snuggere | snuggerdere | snuggerste |
partitief | snuggers | snuggerders | - |
snugger
- slim, intelligent, als je iets snel begrijpt
- Hij kwam niet heel snugger over bij andere mensen.
- Het woord snugger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snugger" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "snugger" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be