snuffelde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- snuf·fel·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
snuffelen |
snuffelde
- enkelvoud verleden tijd van snuffelen
- Ik snuffelde.
- Jij snuffelde.
- Hij, zij, het snuffelde.
- Ik snuffelde.
vervoeging van |
---|
snuffelen |
snuffelde