snowboardt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snow·boardt

Werkwoord

vervoeging van
snowboarden

snowboardt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snowboarden
    • Jij snowboardt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snowboarden
    • Hij snowboardt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van snowboarden
    • Snowboardt!