sniffelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snif·felt

Werkwoord

vervoeging van
sniffelen

sniffelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sniffelen
    • Jij sniffelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sniffelen
    • Hij sniffelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van sniffelen
    • Sniffelt!