snees

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snees
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘telwoord: twintigtal, twintig als landmaat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1301 [1]

Werkwoord

vervoeging van
snezen

snees

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snezen
    • Ik snees. 
  2. gebiedende wijs van snezen
    • Snees! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snezen
    • Snees je? 

Gangbaarheid

10 % van de Nederlanders;
17 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen