Naar inhoud springen

smotst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smotst

Werkwoord

vervoeging van
smotsen

smotst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smotsen
    • Jij smotst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smotsen
    • Hij smotst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van smotsen
    • Smotst!