slepa

Noors

Woordafbreking

• rug·ga

Zelfstandig naamwoord

slepa, v

1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van slepe

Schrijfwijzen

• slepen, m

Nynorsk

Woordafbreking

• rug·ga

Werkwoord

slepa

1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast slepe, zie aldaar

slepa

1. verleden tijd van slepa
2. voltooid deelwoord van slepa

Schrijfwijzen

• [1]: slepte
• [1]: slept

slepa

1. gebiedende wijs van slepa

Schrijfwijzen

• slep
• slepe

Werkwoord

slepa

1. verleden tijd van slepe
2. voltooid deelwoord van slepe

Schrijfwijzen

• [1]: slepte
• [1]: slept

slepa

1. gebiedende wijs van slepe

Schrijfwijzen

• slep
• slepe

Zelfstandig naamwoord

slepa, v

1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van slepe