skambitt

Uit WikiWoordenboek

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • skam·bitt
Naar frequentie 108061
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud skambitt
o enkelvoud skambitt
meervoud skambitte
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
skambitte

Bijvoeglijk naamwoord

  1. verwoestend of woest aangevallen
    «En måned senere, i juli, kom niårige Joseph Meister til sykehuset etterå ha blitt skambitt av en hund.»
    Een maand later, in juli, kwam de negenjarige Joseph Meister naar het ziekenhuis nadat hij door een hond woest was worden aangevallen.

Werkwoord

skambitt

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van skambite

har skambitt

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van skambite