Naar inhoud springen

seibelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sei·belt

Werkwoord

vervoeging van
seibelen

seibelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van seibelen
    • Jij seibelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van seibelen
    • Hij seibelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van seibelen
    • Seibelt!