schampert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scham·pert

Werkwoord

vervoeging van
schamperen

schampert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schamperen
    • Jij schampert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schamperen
    • Hij schampert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van schamperen
    • Schampert! 

Gangbaarheid