schaamde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schaam·de

Werkwoord

vervoeging van
schamen

schaamde

  1. enkelvoud verleden tijd van schamen
    • Ik schaamde. 
    • Jij schaamde. 
    • Hij, zij, het schaamde. 
     Ik schaamde me er bijna voor, maar ik verlangde naar de rust en voorspelbaarheid van Noord-Californië, het deel van de trail dat vaak als saai wordt beschreven.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia