satureert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·tu·reert

Werkwoord

vervoeging van
satureren

satureert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van satureren
    • Jij satureert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van satureren
    • Hij satureert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van satureren
    • Satureert!