sanctioneer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sanc·ti·o·neer

Werkwoord

vervoeging van
sanctioneren

sanctioneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sanctioneren
    • Ik sanctioneer. 
  2. gebiedende wijs van sanctioneren
    • Sanctioneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sanctioneren
    • Sanctioneer je?