samenvat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·men·vat

Werkwoord

vervoeging van
samenvatten

samenvat

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenvatten
    • ... dat ik samenvat. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenvatten
    • ... dat jij samenvat. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenvatten
    • ... dat hij samenvat.