samenlezende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sa·men·le·zen·de
Werkwoord
vervoeging van: | samenlezen |
samenlezende
- verbogen vorm van samenlezend, het onvoltooid deelwoord van samenlezen
vervoeging van: | samenlezen |
verbogen vorm: | samenlezendee |
samenlezende