russificeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rus·si·fi·ceer·de

Werkwoord

vervoeging van
russificeren

russificeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van russificeren
    • Ik russificeerde. 
    • Jij russificeerde. 
    • Hij, zij, het russificeerde.