ruilde in

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ruil·de in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inruilen

ruilde in

  1. enkelvoud verleden tijd van inruilen
    • Ik ruilde in. 
    • Jij ruilde in. 
    • Hij, zij, het ruilde in. 


Gangbaarheid