ruide

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rui·de

Werkwoord

vervoeging van
ruien

ruide

  1. enkelvoud verleden tijd van ruien
    • Ik ruide. 
    • Jij ruide. 
    • Hij, zij, het ruide. 

Gangbaarheid

20 % van de Nederlanders;
25 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be