ruide
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rui·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ruien |
ruide
- enkelvoud verleden tijd van ruien
- Ik ruide.
- Jij ruide.
- Hij, zij, het ruide.
- Ik ruide.
Gangbaarheid
- Het woord ruide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ruide" herkend door:
20 % | van de Nederlanders; |
25 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be