rondslingerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rond·slin·ger·de

Werkwoord

vervoeging van
rondslingeren

rondslingerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van rondslingeren
    • ... dat ik rondslingerde. 
    • ... dat jij rondslingerde. 
    • ... dat hij, zij, het rondslingerde.