revitaliseerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·vi·ta·li·seer·den

Werkwoord

vervoeging van
revitaliseren

revitaliseerden

  1. meervoud verleden tijd van revitaliseren
    • Wij revitaliseerden. 
    • Jullie revitaliseerden. 
    • Zij revitaliseerden.