revitaliseren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·vi·ta·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afkomstig van het Franse revitaliser (met het achtervoegsel -iseren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
revitaliseren |
revitaliseerde |
gerevitaliseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
revitaliseren
- overgankelijk weer tot leven brengen, nieuw leven inblazen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord revitaliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "revitaliseren" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -iseren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 93 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %