retoucheerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·tou·cheer·de

Werkwoord

vervoeging van
retoucheren

retoucheerde

  1. enkelvoud verleden tijd van retoucheren
    • Ik retoucheerde. 
    • Jij retoucheerde. 
    • Hij, zij, het retoucheerde.