retoucheren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·tou·che·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
retoucheren
retoucheerde
geretoucheerd
zwak -d volledig

Werkwoord

retoucheren [1]

  1. wijzigingen aanbrengen aan een foto
    • Hij retoucheerde de foto om de kleuren bij te stellen. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen